- enkel
- enkel1{{/term}}〈de〉1 ankle♦voorbeelden:1 een verstuikte enkel • a sprained ankletot de enkels in de modder • ankle-deep in mud————————enkel2{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [niet dubbel/samengesteld] single♦voorbeelden:1 〈handel〉 enkel boekhouden • single-entry bookkeepingeen stof van enkele breedte • a single-width material/clotheen kaartje enkele reis • single (ticket)enkele rozen • single roseseen enkel slot • a single lockeen enkel spoor • a single track〈geldwezen〉 de enkele standaard • single standardII 〈bijwoord〉1 [niet dubbel] singly2 [alleen] only, just♦voorbeelden:2 een bos van enkel beuken • a wood with only beech-treesik kon enkel medelijden hebben met haar • I could only feel sorry for herhij doet het enkel voor zijn plezier • he only does it for funik doe het enkel en alleen om jou • I'm doing it simply and solely for you————————enkel3{{/term}}〈hoofdtelwoord〉1 [niet meer dan één] sole, solitary ⇒ single2 [een klein aantal] a few3 [meervoud] [enige] a few♦voorbeelden:1 in één enkele klap • at one blow, at one fell swoopeen enkele eenzame toeschouwer • a single solitary spectatorer is geen enkel gevaar • there is not the slightest dangergeen enkele kans hebben • have no chance at allop geen enkele manier • (in) no wayin geen enkel opzicht • in no respectvan geen enkel belang • of no importance at all2 in slechts enkele gevallen • in only a few caseseen enkele keer zie ik hem wel eens • I do see him occasionally3 in enkele dagen • in a few daysenkele opmerkingen maken • make a few remarks
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.